Trappers po goal 0708

15 mei 200800:00

Door Joep Meijsen

NIJB start mediaproject

De Nederlandse IJshockeybond heeft het bedrijf FleetSport in de arm genomen om de aandacht voor ijshockey in de media te versterken. Het doel is binnen twee tot drie jaar wekelijkse exposure en media-aandacht te verwerven.

Dat heeft de NIJB bekendgemaakt. Een nieuwe Werkgroep IJshockey & Media gaat de mogelijkheden onderzoeken hoe de aandacht voor ijshockey in verschillende media kan worden vergroot. Daarbij wordt gekeken naar zowel tv, radio, internet als de schrijvende pers op zowel landelijk als regionaal niveau.

In de werkgroep zitten vertegenwoordigers van de bond, van de clubs uit de eredivisie, van FleetSport en een externe media-adviseur. FleetSport voert op dit moment eenzelfde project uit in samenwerking met de Dutch Open Tennis Amersfoort, beter bekend als het Melkhuisje. Voor het traject is extra geld nodig. Verschillende financiers hebben al toezeggingen gedaan, maar dit aantal moet nog gaan groeien.

Het is niet voor het eerst dat pogingen worden gedaan de aandacht voor ijshockey te vergroten. Enkele jaren geleden sloot toenmalig voorzitter Jan de Greef van de NIJB een overeenkomst met de televisiezender Sport 1. Deze ging echter na enkele maanden over de kop. Dat gebeurde eerder ook toen ijshockey zendtijd kreeg bij de voetbalzender Sport7.

Van recentere datum zijn plannen van enkele clubs om zendtijd te huren bij SBS6. De onenigheid hierover was één van de redenen voor het vertrek van Jan de Greef als voorzitter van de NIJB. Afgelopen jaar besteedde de NOS redelijk uitvoerig aandacht aan de play-offs in het Nederlandse ijshockey, inclusief een deels live uitgezonden wedstrijd.

Volgens Rik van Vliet van FleetSport liggen er kansen. ‘IJshockey verdient meer aandacht, het is een prachtige sport. Alle partijen beseffen dat we alleen door gezamenlijk crossmediaal optreden de sport onder de aandacht van publiek en sponsors kunnen brengen. Het gaat niet alleen om TV, een integraal beleid waarin ook andere media, zoals radio, schrijvende pers en internet, onontbeerlijk zijn.'